• INFRASTRUCTUUR

    Noodzakelijke investeringen in verouderde infrastructuur

    Het succes van een open jeugdwerkinitiatief hangt vaak samen met de aanwezigheid van een geschikte infrastructuur. Vaak is het jeugdhuis de uitvalsbasis van een werking. Ook voor initiatieven zonder een eigen plek is het echter van belang om een gebouw ter beschikking te hebben, al is het slechts om enkele activiteiten te organiseren.

     

    Elkaar ontmoeten was de grote uitdaging van het voorbije anderhalf jaar. Dat geldt voor iedereen, ook voor de jongeren in en rond het open jeugdwerk. Het vroeg enorme inspanningen van organiserende jongeren en beroepskrachten van jeugdwerkingen om op zoek te gaan naar manieren om elkaar te ontmoeten. Maar een deel van de open jeugdwerkinitiatieven is geslaagd in deze opdracht, vaak door grotendeels voor online initiatieven te kiezen.

     

    We moeten onszelf de vraag durven stellen of fysieke ontmoetingen een voorwaarde vormen om van open jeugdwerk te spreken. En als dat zo is, wat betekent dat dan voor de infrastructuur van open jeugdwerkinitiatieven ? Open jeugdwerkinitiatieven zijn zelden terug te vinden in een volledig uitgerust en goed geventileerd gebouw. Nochtans zijn de ventilatienormen in de covidprotocollen heel streng. Ook de stijgende energieprijzen maken initiatieven in verouderde infrastructuur kwetsbaar.

     

    Relancemiddelen die financiële en/of logistieke steun bieden aan initiatieven om hun infrastructuur te verbeteren, zullen goed besteed worden. Initiatieven beschikken zelf namelijk bijna nooit over een voldoende grote spaarpot om zulke werken te realiseren. Bovendien moeten ze momenteel al veel financiële middelen inzetten om de coronacrisis zonder al te veel schulden door te komen.

  • Feiten en cijfers

     

    Verouderde jeugdhuisinfrastructuur

    Jongeren ervaarden tijdens de coronacrisis een gemis aan contact met leeftijdsgenoten en vrienden. Ook open jeugdwerkinitiatieven voelden die nood aan: slechts zelden was een online programma een waardig alternatief voor fysieke ontmoeting. De rol van infrastructuur in die ontmoeting, wordt benadrukt in de Vlaamse investering in jeugdwerkinfrastructuur in het kader van het relanceplan[1].

     

    De gebouwen waarin en -rond jeugdactiviteiten plaatsvinden, moeten voor kinderen en jongeren laagdrempelige, vrije en open plekken zijn. Jeugdinfrastructuur moet ruimte kunnen bieden voor spel, ontmoeting en beweging, zowel binnen als buiten. Een duurzame uitbouw van jeugdinfrastructuur bevordert bovendien de verbetering van de levenskwaliteit van kinderen en jongeren.

     

    Slechts zelden vind je open jeugdwerkinitiatieven terug in kwalitatieve infrastructuur die aangepast is aan de noden van de jongeren, die volledig technisch uitgerust is én die daarnaast ook nog eens goed geventileerd is.

    Bij het bevragen van onze leden, blijkt dat vrijwillige initiatieven (30,48%) vrij vaak aangeven door de sluiting niet de mogelijkheid te hebben noodzakelijke investeringen te doen. Dit kan er op wijzen dat vrijwillige initiatieven vaker aan hun spaargelden of kas zijn moeten gaan, al blijft dit voorlopig giswerk. De financiële buffer die nodig is om investeringen te doen, lijkt verder weg dan ooit.

     

    [1] https://www.vlaanderen.be/cjm/nl/nieuws/vlaamse-regering-investeert-30-miljoen-euro-jeugdinfrastructuur

    Toegenomen belang van ventilatie

    Het coronavirus verspreidt zich via druppeltjes die vrijkomen tijdens het praten, zingen, hoesten en niezen of zelfs gewoon door te ademen. Door nauwe contacten of langdurig in een gesloten of slecht geventileerde ruimte samen te komen, krijgen die druppeltjes de kans om zich gemakkelijk te verspreiden. Binnen kan het virus dus zelfs doorgegeven worden als we afstand houden.De enige oplossing die die verspreiding kan tegenhouden, is ventileren. Ventilatie beperkt het aantal microdruppels in de lucht, wat de kans op besmetting verkleint.

     

    Volgens het geldende horecaprotocol is het verplicht om het CO2-gehalte in de lucht te meten in de eventuele verbruiksruimte van een jeugdhuis. In andere binnenruimtes wordt het ten sterkste aangeraden om goed te ventileren en eventueel een meting te doen. Zo kan men bijvoorbeeld ook in vergaderruimtes een CO2-meter plaatsen.

     

    De waarschuwingsniveaus moeten als volgt ingesteld zijn: groen tot 900 ppm, oranje tussen 900 en 1200 ppm en rood boven 1200 ppm. Voor waarden tussen 900 ppm en 1.200 ppm moeten uitbaters een actieplan hebben met compenserende maatregelen om het CO2-niveau weer onder 900 ppm te brengen. Boven 1.200 ppm moet de inrichting gesloten worden[1]. Belangrijk om te weten is dat CO2-meters enkel meten of je voldoende ventileert. Ventileren kan op twee manieren: ramen en deuren openzetten of via mechanische ventilatie.

     

    Stijgende energieprijzen

    In september 2021 vonden er een aantal ongeziene stijgingen in de energieprijzen plaats. Voor het eerst was de energiekostprijs zo hoog over alle energieleveranciers heen (we spreken over een stijging tot wel 96% voor de elektriciteitsprijs en 248% voor de gasprijs[1]). De kans is klein dat er binnen afzienbare tijd lagere prijzen aankomen. Voor initiatieven betekent dit hoe dan ook dat de energiekosten dit najaar zullen oplopen.

     

    [1] Bron: https://lumiworld.luminus.be/up-to-date/waarom-stijgen-de-energieprijzen/

     

     

    Structurele ingrepen of kiezen voor het minste kwaad

    De jeugdinfrastructuur van het merendeel van de open jeugdwerkinitiatieven, zal slechts met moeite voldoen aan de normen die in de nieuwe CIRM [1]-normen zijn opgenomen. Mechanische ventilatie is voor de meeste initiatieven simpelweg onbetaalbaar. Vaak is het wel haalbaar om CO2-gehaltes te meten en actie te ondernemen om te ventileren, maar dat zal meestal beperkt blijven tot het openen van ramen en deuren. De kans bestaat dat men voortdurend alles moet openzetten.

    Dat zorgt dan weer voor nog hoger oplopende energiekosten in lokalen die sowieso al moeite hebben met het conserveren van energie. Om nog maar te zwijgen over klachten rond geluidsoverlast wanneer de ramen open moeten staan. Of men laat noodgedwongen minder bezoekers toe in het initiatief, wat zich dan weer zal vertalen in minder inkomsten.

    Tenzij er structurele ingrepen worden gedaan in de bestaande infrastructuur, lijkt dit najaar steeds meer te gaan uitlopen op een keuze voor het minste kwaad.

     

    [1] Het CIRM is een checklist die de uitbater van een infrastructuur toelaat om die infrastructuur te screenen op de COVID-19 veiligheidsrisico’s. Het CIRM  beroept zich (deels) op dezelfde set veiligheidsparameters als het COVID Event Risk Model (CERM), maar focust zich op hoe de infrastructuur zich leent tot het COVID-veilig ontvangen van events. Een CIRM-toelating geeft de uitbater dus een toelating om een event te ontvangen in een infrastructuur. In een CIRM-toelating wordt er meegegeven hoeveel bezoekers deze infrastructuur COVID-veilig kan ontvangen en aan welke voorwaarden hiervoor voldaan moet worden. Het is de lokale overheid die een CIRM kan gebruiken binnen de toelatingsbeslissing met betrekking tot de organisatie van toegelaten activiteiten.

  • Inzichten en uitdagingen

    De financiële buffer die jeugdinitiatieven nodig hebben om hun infrastructuur modern en kwalitatief te houden, lijkt verder weg dan ooit. Om het open jeugdwerk goed te kunnen ondersteunen is het aangeraden om te zorgen voor een betere lokale ondersteuning (volledige subsidiëring) en laagdrempelige Vlaamse ondersteuningsmechanismes (FoCi middelen zijn vaak onbereikbaar).

     

    Als de huidige normen rond ventilatie nodig zijn om de toename van het aantal coronabesmettingen tegen te gaan, kampt het merendeel van de jeugdlokalen met een ventilatieprobleem. Gebouwen beschikken zelden over mechanische ventilatie die aan de normen voldoet en de lokalen zijn vaak moeilijk te verluchten.

    Over het algemeen hebben jeugdlokalen te kampen met verouderde infrastructuur. Naast een directe impact op de werking, en soms ook de veiligheid, laat dit probleem zich voelen in oplopende energiefacturen en terugkerende kosten om het gebouw in orde te houden.

  • Adviezen

    Adviezen voor het open jeugdwerk, lokale overheden en Vlaanderen.

    Open jeugdwerk

    Ventileer en meet

    Open jeugdwerkinitiatieven die consumpties aanbieden zijn sinds 9 juni verplicht om het CO2-gehalte in de lucht te meten in de eventuele verbruiksruimte. Streef dus naar een constante waarde onder de 900 ppm. De kans bestaat dat je voortdurend ramen en deuren zal moeten openzetten of dat je tot de conclusie zal komen dat je niet genoeg kan ventileren en dus minder bezoekers binnen kan plaatsen.

     

    Investeer in je eigen infrastructuur

    Om ze up to date te brengen met de meest recente voorschriften. De urgentie om je infrastructuur aan te pakken is er zeker, en de middelen ook: Departement Cultuur Jeugd en Media lanceerde onlangs een projectoproep specifiek voor bovenlokale infrastructuur[1]. Wellicht zijn er zelfs lokaal subsidies te vinden voor je lokaal.

    Lokale overheden

    Investeer in eigen patrimonium aan jeugdwerklokalen

    Indien deze normen van toepassing blijven, zullen structurele investeringen noodzakelijk zijn. Vaak zullen lokale overheden daarbij als bouwheer moeten optreden en investeren in hun patrimonium. Het is echter niet evident om in het systeem van BBC middelen te vinden in een meerjarenplan.[1] Herbegrotingen en budgetverschuivingen zullen nodig zijn en kunnen best nu al plaatsvinden. Ook zijn er in het kader van het Vlaamse relanceplan middelen voorzien om te investeren in lokale jeugdinfrastructuur. De eerste oproep eindigt december 2021, de tweede in juni 2022 [2].

     

    Ook kan je als lokale overheid infrastructurele ingrepen door je verenigingen zelf stimuleren door een doordacht subsidiereglement uit te werken of een renteloze lening aan te bieden voor initiatieven.

     

    Formaat kan lokale overheden ondersteunen om kwalitatieve infrastructuur betaalbaar te maken, in te zetten op eigenaarschap van infrastructuur door jongeren, op kwaliteitsnormen en op overleg met en participatie van jongeren én op rechtszekerheid.

     

    [1] Zonder al te veel uit te wijden in de techniciteit van de beleids- en beheerscyclus (BBC), is het belangrijk te weten dat dit financieel beleid een onderscheid maakt tussen exploitatiebudget (werkingsmiddelen) en investeringsbudget (middelen om grote aankopen, verbouwingen etc.) te laten plaatsvinden. Het transfereren van budgetten van het ene naar het andere budget is geen evidentie, en vraagt het doorlopen van een behoorlijke procedure.

     

    Vlaanderen

    Zet in op laagdrempelige en duurzame infrastructuurinvesteringen

     

    Vanuit Vlaanderen kan men de kans aangrijpen om via het relanceplan Vlaamse veerkracht ook in te zetten op duurzame infrastructuurinvesteringen in het open jeugdwerk[1]. Voldoende laagdrempelige reglementen en aanvraagdocumenten zijn belangrijk bij de verdere uitwerking van dit beleid. Een eenvoudige en heldere procedure, beperkt tot noodzakelijke administratie, en voldoende lage financiële drempels bieden garanties dat deze budgetten effectief gebruikt worden[2]. Systemen van gedeelde investeringen (Vlaams-lokaal-initiatief) zijn daarbij zeker een optie. Sommige gemeentes[3] gebruikten bijvoorbeeld delen van het noodfonds om verder te investeren in infrastructuur of om hierrond een subsidielijn uit te werken.

     

    [2] We verwijzen hierbij naar het Fonds Culturele Infrastructuur. Hoewel dit fonds absoluut zijn waarde heeft, zijn de administratieve en financiële drempels voor jeugdhuizen te hoog. De meeste jeugdhuizen komen simpelweg niet in aanmerking voor FoCi middelen.

    broken image
  • Acties van Formaat

    Wat doet Formaat?

    broken image

    Modeldocument gedeeld ruimtegebruik

    Open jeugdwerkinitiatieven gaan meer en meer samenhuizen met andere verenigingen. We stellen een modeldocument op dat je kan gebruiken om vlot afspraken te maken met deze andere organisaties.